zondag, augustus 19, 2012

Veldkeien


Mijmerend en min of meer flabbergasted van de hitte zat ik vanochtend naar m'n tuintje te staren. Mijn oog bleef hangen op enkele vrij grote veldkeien die ik daar een keer heb neergelegd. Ik moest ineens denken aan de geschiedenis van deze keien. Niet aan de eeuwenoude ontstaansgeschiedenis, die sowieso aan veldkeien is verbonden. Nee, meer aan het feit hoe die keien uiteindelijk in m'n tuintje zijn terecht gekomen. Daar gaat een aardige familieanekdote uit mijn jeugd, die na al die jaren nog in mijn geheugen staat gegrift, aan vooraf.

Begin jaren vijftig van de vorige eeuw hebben mijn ouders een nieuw huis laten bouwen. Toen het huis eenmaal klaar was, kwam de tuin aan de beurt. Alleen de centen waren op, dus werden er uit alle hoeken en gaten struiken, stekkies en bollen bij elkaar gescharreld. Dat ging prima, alleen ontbrak er volgens mijn moeder nog een rotspartijtje van veldkeien of iets dergelijks. En ook daar wist mijn vader wel weer raad op. In het bos, op een halfuurtje fietsen bij ons vandaan, lag in het gebied van de Vuursteenberg het z.g. tabaksveld. Een akker waarop destijds inderdaad nog tabak werd verbouwd, maar waar je volgens mijn vader ook struikelde over de zwerfstenen. Gewapend met een paar jutezakken, fietsten mijn vader en ik monter op een mooie zomerse achternamiddag richting tabaksveld (waar nu de A50 loopt) nabij de Vuursteenberg.

Eenmaal aangekomen op het tabaksveld hadden we al snel een respectabel aantal stenen bij elkaar, meer als we konden vervoeren. Er moest worden geschift, terwijl we daar mee bezig waren, zag mijn vader aan de overkant van het tabaksveld plotseling een geüniformeerd persoon opdoemen. Boswachter, vlug, bukken, achter de struiken, hij was er kennelijk van overtuigt dat we met die keien iets illegaals aan het doen waren, dus wilde hij zich absoluut niet laten betrappen. Spannend natuurlijk, als tienjarig jochie, samen met je vader achter de struiken, verstopt voor het gezag. Maar mijn vader was er echter niet gerust op, volgens hem had die diender ons toch gezien, want hij kwam onze kant opgefietst. Rustig maar met bonkend hart, althans ik, liepen we vervolgens doodgemoedereerd naar onze fietsen, en kwamen we de man tegemoet. Goedenavond, goedenavond meneer, en ieder ging zijns weegs daar in de middle of nowhere, typisch! Niet omkijken siste mijn vader nog, maar een eind verderop stopten we toch maar en keken we geïnteresseerd alle kanten op. Echter geen diender meer te bekennen. Toch zijn we voor onze gemoedsrust evengoed het hele tabaksveld maar rond gefietst. Zo kwamen we uiteindelijk weer bij de verzamelde zwerfkeitjes terecht, die we vervolgens maar zo snel mogelijk in de jutezakken hebben doen verdwijnen.

De tocht naar huis ging niet geheel vlekkeloos. Ergens halverwege kon ik de steeds verder wegzakkende lading op m'n bagagedragertje niet meer houden, en kieperde het hele zootje op straat. En toen mijn vader, die me wilde helpen, van z'n fiets afstapte kieperde ook zijn, nog veel zwaardere lading achterover op straat. Wat een gedoe, maar het is allemaal goed gekomen. Tegen schemeren waren we weer thuis en had mijn moeder eindelijk de attributen voor de aanleg van haar rotspartijtjes. Toen mijn vader vele jaren nadien was overleden, en mijn moeder het huis had verkocht, heb ik met haar goedvinden een paar mooie exemplaren uit het rotstuintje gevist. En die liggen nou alweer vele jaren in m'n eigen tuintje te pronken!

De 26 m hoge Vuursteenberg ten noordoosten van de Woldbergstuwwal maakt deel uit van een smeltwaterterras, ontstaan door ijssmeltwater dat in de voorlaatste ijstijd tussen het ijs en de stuwwal heeft gestroomd. De Vuursteenberg bestaat uit door het landijs aangevoerd materiaal (rijk aan grind en stenen) en uit materiaal van de stuwwal, dat hier is blijven liggen toen het ijs zich terugtrok. In de laatste ijstijd is veel van het lichtere materiaal weggeerodeerd en bleef een grind- en stenenrijke erosierest achter.
Eeuwenlang maakte dit gebied deel uit van de uitgestrekte heidevelden van de Noordoost-Veluwe. Er liepen enkele grote wegen overheen, zoals de weg van Amersfoort naar Zwolle, Hattem, en talloze kleinere paden. In de tweede helft van de 19de eeuw werd de toen nutteloos geworden heide nuttig gemaakt en geleidelijk grotendeels bebost. De paden en wegen werden met berkensingels beplant. De grote akker die in het gebied lag is in de Tweede Wereldoorlog en daarna gebruikt om tabak te telen.

Geen opmerkingen: