vrijdag, maart 28, 2008

De Grote Liefde



Behalve dat ze voor de kost de hele dag alleen maar boeken, gedichten of columns zitten te schrijven, trekt het trio Ronald Giphart (1965), Bart Chabot (1954) en Martin Bril (1959) dit seizoen ook langs de Nederlandse theaters met hun literaire voorstelling 'De Grote Liefde'.

Gisteravond hebben we ze meegemaakt in theater Orpheus in Apeldoorn. Het motto 'De Grote Liefde' loopt als een rode draad door de voorstelling heen. Ook al droegen ze individueel om en om soms stukjes uit eigen werk voor, het geheel bleef vond ik een hilarisch bij tijd en wijle aangrijpend verhaal. Allerlei onderwerpen werden bij de kop gepakt, auto's, kinderen, literatuur, muziek, roem, ijdelheid, verlies, sport en dood. Maar bovenal was de liefde voor alles onderwerp van gesprek, en dan in het bijzonder de liefde voor vrouwen.

Ook zaten er enkele interactieve elementen in de voorstelling en werd het publiek soms gevraagd om een mening te geven over dit of dat. Zoals gezegd, individueel putten de auteurs kennelijk uit eigen werk, voorkeuren of obsessies, maar uiteindelijk was het één verhaal van drie mannetjes die antwoord probeerden te geven op de vraag wat 'De Grote Liefde' eigenlijk inhoud.



Ik had aan het begin van de avond eigenlijk geen idee wat ik mij moest voorstellen bij deze theatervorm. Maar nu weet ik dat wel, een avondje literair theater met Giphart, Chabot en Bril is ernst en humor. Geestig en amusant, vooral als die in mijn ogen maffe maar superieure performer Chabot op het podium stond, lagen we dubbel van het lachen.

vrijdag, maart 21, 2008

De Gouden Hoorn



De vlucht duurde amper drie uur en twintig minuten, maar ik was blij dat ik er was. Drie uur en twintig minuten in een vliegtuig dat voor minstens de helft vol zat met jengelende en brullende kinderen. Vreemd eigenlijk voor een gewone lijnvlucht, alsof we in een kindercreche verzeild waren geraakt, ik had zoiets nog niet eerder meegemaakt. Zou er op de plaats van bestemming, zo te zien hun thuisland, soms iets bijzonders aan de hand zijn? Hier en daar werd een luier verschoond, of werd een iets groter kind eens even flink door een wanhopige moeder vastgepakt, met doorgaans een averechts effect. Ook de stewardessen gingen zich er mee bemoeien, en kwamen met spelletjes, kleurpotloden, papier en mooie praatjes opdraven, maar niets hielp.
Wat een ellende, dat was nou nog eens met recht een 'Heerenleed' te noemen! Maar toen we eindelijk over het beton van Atatûrk, de luchthaven van Istanbul raasden, en we kort daarna per taxi opweg waren naar hotel Salman, ons hotel aan de Laleli Cad in de oude binnenstad, was het leed snel vergeten.

Door de Gouden Hoorn, de natuurlijke haven van Istanbul, wordt het Europese gedeelte van de stad in tweeen gesplitst, met ten westen in het stadsdeel Eminonu de oudste binnenstadswijk Sultanahmet en ten oosten de middeleeuwse handelswijk Galata. Beide stadsdelen zijn met elkaar verbonden door de Galatabrug. De beroemde brug, door Geert Mak vorig jaar nog zo boeiend beschreven in het boekenweekgeschenk. Deze brug en de Galatatoren aan de overkant, was het doel van onze eerste wandeling in deze stad. Het uitzicht vanaf de Galatatoren op het stadsdeel Eminonu aan de overkant van het water was magnifiek, de ondergaande zon zette alles in een gouden gloed. Zou de naam van het schiereiland daar misschien mede aan te danken zijn? Tijdens de wandeling terug, hebben we in een theehuis een uurtje waterpijp zitten roken. Een vredig schouwspel, heel bijzonder, een grote ruimte met allemaal kleedjes op de vloer waarop groepjes mensen theedrinkend en waterpijp rokend zaten te kletsen. Onderweg naar ons hotel hebben we in één van de vele eethuisjes nog een bescheiden hapje genomen, en toen was het mooi geweest voor deze eerste vermoeiende reisdag. Lekker slapen, want voor morgen stond ons een druk programma te wachten in deze geweldige metropool.

Istanbul heeft volgens de officiele telling 9 miljoen inwoners, maar volgens niet officiele bronnen zijn het er wel 20 miljoen. De waarheid zal mogelijk in het midden liggen. Istanbul, het vroegere Constantinopel en daarvoor weer Byzantium geheten, ligt op dezelfde breedtegraad als Napels, Madrid, New York en Beijing. Er valt in deze stad ontzettend veel te ontdekken en te beleven, we hebben er de benen uit ons gat gelopen. Van de Blauwe Moskee naar de Aya Sofya, van de Grote Bazaar naar het Topkapi paleis, het Dolmabahçepaleis waar Attaturk stierf langs de oever van de Bosporus, de prachtige Sùleymansmoskee. De indrukwekkend mooie gewelven ondersteund door meer dan 300 zuilen van het ondergrondse waterreservoir uit de zesde eeuw. Onze massage en wasbeurt in het driehonderd jaar oude Cagaloglu Hamam, één van de mooiste badhuizen van Turkije vlakbij de Aya Sofia. Een boottocht over de Bosporus, en een autorit langs de Bosporus richting Zwarte Zee in een oude Desoto uit 1948. Een drankje en een show met buikdanseressen, waarbij we tijdens de afrekening met de grootst mogelijke moeite hebben kunnen voorkomen, dat ons een wel hele grote poot werd uitgedraaid. De heerlijke wandelingen door deze stad met zijn prachtige parken en indrukwekkende stadsmuren, en het onverwacht getuige zijn van een huwelijksinzegening in een Armeense kerk.

En zo kan ik nog wel een poosje doorgaan, de vijf dagen in deze gigantische metropool zijn voorbij gevlogen. En behalve de vele culturele bezienswaardigheden die we in deze stad hebben gezien, was de stad met de vele kleine eethuisjes ook culinair gezien een ontdekking. Het is zeker een stad om op terug te komen.

maandag, maart 17, 2008

museumdefundatie



Een wandeling in de regen is soms wel lekker, maar nu hadden we daar toch even geen zin in. Een bezoek aan het fraaie neoclassisistische Paleis a/d Blijmarkt in Zwolle, waarin sinds 2005 het kunstmuseum 'De Fundatie' is gevestigd, trok ons gisteren meer.
Het Paleis a/d Blijmarkt, dat naar een ontwerp van de Haagse architect Eduard Louis de Coninck tussen 1838 en 1841 is gebouwd, deed aanvankelijk dienst als Paleis van Justitie, en weer later bood het ondermeer onderdak aan de Provinciale Planologische Dienst. Maar nu is het in 2004/2005 naar een ontwerp van architect Gunnar Daan dus verbouwd tot kunstmuseum.

In het 'Paleis a/d Blijmarkt' in Zwolle, dat samen met 'Kasteel Het Nijenhuis' in Heino/Wijhe, museum 'De Fundatie' vormt, wordt de benedenverdieping in beslag genomen door een omvangrijke eigen collectie beeldende kunst van de late middeleeuwen tot nu. Op de bovenverdieping zijn regelmatig wisselende exposities te zien. Deze keer is er tot aan 1 juni van dit jaar de tentoonstelling Jeroen Krabbé - Schilder, een retrospectieve te zien, en daar ging het ons deze keer om.

Krabbé heeft even behoorlijk uitgepakt, er zijn zeker meer dan 200 schilderijen van hem te zien op de bovenverdieping. De meeste schilderijen in vrolijke en warme tinten geschilderd, roepen stilistisch gezien sterke associaties op met werk van Vincent van Gogh of Paul Cézanne. Maar je kan en mag het werk van Krabbé natuurlijk niet vergelijken met deze avantgardisten van weleer. Zij zorgden destijds voor een ware revolutie in de schilderkunst. Jeroen Krabbé is er volgens eigen zeggen niet op uit om veranderingen of verbeteringen in de schilderkunst te beogen. Hij is gewoon gek op schilderen en beleefd daar veel plezier aan. Hij heeft geen enkele andere bedoeling, dan dat te laten zien. Vreugde, pure vreugde, niets meer en niets minder. Gewoon in een luie stoel zitten kijken naar zijn schilderijen en je een eigen mening vormen.

In deze uitleg kan ik mij wel vinden. Je kan er inderdaad onbevangen naar kijken en je fantasie de vrije loop laten. Het is pretentieloze en vrij makkelijk te begrijpen kunst die iedereen op zijn eigen wijze kan en mag interpreteren of ervaren. Of ik er heel lang naar kan kijken, weet ik nog niet goed. Daarvoor heb ik gisteren eigenlijk te weinig kunnen zien. Het was zo druk daar in dat museum, dat we elkaar constant voor de voeten liepen, het was geen doen. We komen nog wel een keertje terug op een gewone doordeweekse dag, dan zal het vast wat rustiger zijn.
Zodoende liepen we ongeveer drie kwartier later in Kasteel 'Het Nijenhuis' rond, een heel wat rustiger omgeving. In dit museum hebben we twee tentoonstellingen van schilderijen, aquarellen en tekeningen bekeken t.w. een expositie van Otto B. de Kat (1907-1994) en een expositie van de in Kampen woonachtige kunstenaar Jos Hermans (1955).

Otto B. de Kat
Het late werk - Schilderijen en aquarellen 1978-1994 heette de expositie van deze schilder. De opmerkelijk late stijlverschuiving van deze schilder t.o.v. zijn vroegere werk werd ingeleid door een ernstige ziekte. Hij was daardoor aangewezen op zijn directe omgeving, terwijl hij ook nogeens voor het eerst van zijn leven alles met zijn linkerhand moest doen. Hij ging zijn omgeving vanaf dat moment intenser beleven. Stonden eerst vooral decoratieve kwaliteiten voorop, nu zocht de Kat meer naar een mogelijkheid om zowel het waargenomen beeld als de emotionele belevenis tot uitdrukking te brengen. En dat heeft hij op een zeer overtuigende manier op het doek weten vast te leggen, krachtig maar tegelijkertijd breekbaar en ontroerend.

Jos Hermans
Jos zegt van zich zelf, dat hij een lijnentrekker is met houtskool. Dat is wat hij kan, zegt hij in de expositie die hij 'Weerbarstige eenvoud' noemt! Zijn tekeningen zijn het resultaat van een proces van afwijzing. De keuze om alles wat niet goed genoeg is of niet terzake doet resoluut af te wijzen, levert een intieme sterke ontmoeting met het beeld op. Het doet vragen rijzen die van levensbeschouwelijke aard zijn. Toen hij er achter gekomen was, dat hij een lijn kon trekken, vroeg hij zich af wat hij zou maken. Lijnentrekken dus, de vraag was daarmee beantwoord. Stuffen, uitwissen en vernietigen zijn voor hem ontkennende handelingen die volgen op het maken. De kneedgum is voor hem gelijkwaardig aan de houtskool. Het zal allemaal wel, maar in zijn handen mag hij voormij de kneedgum ver boven de houtskool verheffen. Zelden heb ik in een museum zo'n hoop brandhout bij elkaar zien hangen.

donderdag, maart 13, 2008

Lysefjord



Van Haugesund via de Boknafjorden, laverend tussen de scheren, zeilden we richting Stavanger. Ons doel was het Lysefjord, een diep, smal en lang fjord, beginnend nabij het plaatsje Forsand aan bakboord even voorbij Stavanger. De ingang van het fjord is door de opvallende Lysefjordbrug (1997) makkelijk te vinden. Ik blijf het vanaf het water moeilijk vinden om de doorvaarthoogte goed in te schatten, ondanks dat de hoogte gegevens van brug en mast bij je bekend zijn. Altijd weer denk je, zou het wel kloppen allemaal. Maar kloppen deed het natuurlijk ook deze keer weer, met onze masthoogte van ruim 16 meter konden we bijna wel twee keer onder de 446 meter lange brug door. En toen zaten we in het Lysefjord, van hier tot aan het eind bij Lysebotn ca. 23 nm lang, 500 meter diep en steil oprijzende rotswanden van soms meer dan 1000 meter hoog. Tientallen watervallen honderden meters hoog, bezienswaardigheden als de Preikestolen, een hoge platte rots op ruim 600 meter boven de waterspiegel, of de Kjeragbolten, een grote steen van ca. 5m3 op ruim 1000 meter boven de fjord tussen de steile rotsen ingeklemd.

Het is al avond als we de fjord invaren, echt donker wordt het hier op bijna 60 graden noorderbreedte niet in de zomermaanden. Maar het weinige daglicht dat hier doordringt, doet in de naar verhouding tot de hoge wanden soms erg smalle Lysefjord, wel heel mysterieus aan. Een gevoel dat door de stilte om ons heen ook nog eens wordt versterkt. Heel bijzonder, en dan ook nogeens te bedenken dat die hoge rotswanden onder water gewoon doorgaan tot 500 meter onder ons bootje. Wat zou er in die inktzwarte duisternis onder ons niet allemaal rondzwemmen? In de buurt van de beroemde Preikestolen vinden we een plekje voor de nacht. Heel voorzichtig meren we af aan een bijna vergaan steigertje. Op het gevaar af dat we door de rotte steiger in het water belanden, kunnen we met veel kunst en vliegwerk nog aan land komen. Een piepklein stukje vlakke oever tussen al die steile wanden om ons heen, waarop tussen het hoge onkruid een vervallen blokhut staat. Zo te zien is hier al in tijden niemand meer geweest, het is hier echt doodstil zelfs geen zuchtje wind, rimpelloos ligt de fjord erbij. We sprokkelen wat brandhout bij elkaar en maken een vuurtje, pilsje erbij en daar zaten we dan. Toen het vuur gedoofd was en we onze kooi opzochten, was het ver na middernacht en werd de rotswand hoog boven onze hoofden reeds door de opkomende zon in een gouden gloed gezet.

maandag, maart 10, 2008

cinescope



De film 'Das leben der anderen' is het in 2006 uitgekomen speelfilmdebuut van de jonge scenarioschrijver en regisseur, Florian Henckel von Donnersmarck (Keulen, 1973). Hij viel met de film gelijk in de prijzen, naast de belangrijkste Duitse filmprijzen won hij de European Film Award voor Beste Europese Film en de Oscar voor Beste Niet-Engelstalige film. Volkomen terecht lijkt mij, wat een film!

De film speelt zich af in 1984 in het voormalig Oost-Berlijn. Het psychologische drama toont een meedogenloos regiem in een stad waarin eigenlijk niemand meer te vertrouwen is. Het is zo erg dat het lijkt of de ene helft van de burgers door de andere helft (de Stasi) wordt gecontroleerd. De Stasi, ofwel de binnenlandse inlichtingen- en veiligheidsdienst bespioneerde de burgers en hield ze zo onder druk en in het gareel.

Hauptmann Gerd Wiesler (Ulrich Mûhe) was zo'n Stasi-spion. Eigenlijk draait de film om deze man. Hij begint tijdens zijn werk ernstig te twijfelen over zin en noodzaak, wanneer hij de schrijver Georg Dreyman (Sebastian Koch) aan het bespioneren is. Waarom moet het leven van de schrijver eigenlijk kapot gemaakt worden? Hij begint plotseling te beseffen, dat hij een radertje is in een immoreel systeem, waarin corrupte autoriteiten het staatsapparaat gebruiken voor eigen belangen. Volkomen gedesillusioneerd verandert Wiesler van spion in een geheime beschermer. Een karakterontwikkeling die door hem in de film fenomenaal wordt geacteerd.

De strekking van de film is, dat je zelfs in een poel van verderf nog een goed mens kan zijn. Je komt dan ook, ondanks het feit dat je ruim twee uur en een kwartier getuige bent geweest van de invloed, die een meedogenloos en verderfelijk systeem op haar burgers kan uitoefenen, niet echt gedeprimeerd uit de bioscoop. Das leben der anderen gaat uiteindelijk over een mens die het opneemt tegen het kwaad. Maar we waren er wel een poosje stil van!

zaterdag, maart 08, 2008

schilderkunst & muziektheater



'Vergeet Vandaag' morgen nieuwe voorstelling, de nieuwe campagne van het Nederlands Dans Theater is persoonlijk en ingetogen, een campagne die volgens hun van maatschappij naar mens gaat. De essentie van de campagne is dat het Nederlands Dans Theater wordt gepositioneerd als tegenpool voor de oppervlakkige persoonlijke wereld van alledag. Een wereld van schoonheid, creativiteit en bezieling die naar het publiek overslaat.

Vandaag is nacht als dag begint
Vandaag is werken voor je op kantoor bent
Vandaag is een broodje na de lunch
Vandaag is feiten en jij erachter aan.

De nieuwe reclameslogan 'Vergeet Vandaag' meestal in combinatie met een stukje alledaags proza, was me de laatste maanden al vaak opgevallen in krant en op radio en tv tijdens commercials. Stap uit je dagelijkse sleur. Vergeet wat je aan het doen bent of nog moet, vergeet de rest, laat de boel de boel. Maar vergeet ook vandaag in de zin van het loslaten van wat je (al) weet. Het Nederlands Dans Theater is al een stap verder, ze staat al in morgen en presenteert de toekomst van de hedendaagse dans. Dus Vergeet Vandaag en laat je inspireren door het Nederlands Dans Theater.

Maar voor het gisteren in Amsterdam zover was, hebben we eerst 'Het Rembrandthuis' bezocht in de Jodenbreestraat. Een prachtige tentoonstelling van uiterst gedetailleerde tekeningen van insecten, reptielen en planten in verschillende stadia van kunstenares en wetenschapper Maria Sibylla Merian (1647-1717). Ze was de meest invloedrijke natuurhistorische tekenaar van haar tijd. Op 53-jarige leeftijd ondernam ze nog een avontuurlijke en ongewone reis naar het verre Suriname, omdaar het leven in het tropisch regenwoud te bestuderen en te illustreren. Doodziek, maar met honderden tekeningen, keerde zij twee jaar later in Amsterdam terug. En nu ruim 300 jaar later lopen wij hier in het Rembrandthuis rond, en kijken wij met respect en bewondering naar deze prachtige tekeningen en aquarellen. Het zijn in mijn ogen stuk voor stuk meesterwerken.

Na een kopje thee te hebben genuttigd in het tegenover het Rembrandthuis gelegen cafeetje "de Sluiswacht" anno 1695, zijn we via het Muziektheater richting Rembrandtplein gewandeld. We hadden voor de avondvoorstelling van het Nederlands Dans Theater in het Muziektheater niets besproken, maar tot onze verrassing hadden ze nog kaartjes. Onze avond kon niet meer stuk, dus zaten we even later met een aperitief en een goed gevoel op het Rembrandtplein in de serre van Grand Cafe Lopera naar de mensen te kijken. Nadat we de inwendige mens in het Thaise eethuis 'Krua Thai Classic' (Tom Yam) aan de Staalstraat hadden versterkt, waren we rond half acht terug in het Muziektheater voor de inleiding van 'Vanishing Twin' en 'Fluke', de twee choreografien die we zouden gaan zien en beleven.

'Vanishing Twin'

De door zes dansers (drie paren) uitgevoerde dans 'Vanishing Twin' van Jiri Kylian, de vaste huischoreograaf van het Nederlands Dans Theater, gaat over verschijnen en verdwijnen, over leven en dood. Kylian is bij deze choreografie geïnspireerd door een medisch verschijnsel van een tweelingfoetus waarvan de helft nog voor de geboorte volledig verdwijnt. Het decor dat de baarmoeder moet voorstellen, doet met duizenden krioelende balletjes op de achterwand bedwelmend aan. De dansers lijken soms letterlijk in deze wand te verdwijnen, als de balletjes ook over hun lichaam rollen als ze tegen de wand geplakt staan. De elektronische muziek, een astronomisch aandoende geluidscompositie van Dirk Haubrich, verbeeldend de geluiden die in de baarmoeder worden gehoord, is een suggestieve factor van belang in deze voorstelling. Ik heb van het stuk, dat ongeveer een half uur duurde, vanaf begin tot einde ademloos zitten genieten. En ik niet alleen, staande ovatie na afloop.



'Fluke'

'Fluke' een vijf jaar oude choreografie van de Zweedse choreograaf Mats Ek, was weer van een heel andere orde en ook prachtig. Het is een stuk met vijf vrouwelijke en zeven mannelijke dansers, begeleid door fascinerende en levenslustige live muziek vanuit de orkestbak van het Fläskkvartetten, bestaande uit 3 strijkers en een ritmesectie. Het decor waarin de dansers zich bewegen stelt een geabstraheerde woonomgeving voor in zwart, wit en grijstinten, een plek met twee grote kubussen, een grote tafel en een minihuisje. 'Fluke' is een groepsdans vol met verrassingen en komisch aandoende taferelen, heel dynamisch ook. De dansers stellen zich voortdurend op in geordende rijen en verbreken deze formatie daarna weer snel met een aantal grote sprongen. Dan stappen ze weer vliegensvlug rond met opgetrokken knieen, of raken bekneld tussen de enorme kubussen, om zich daarna weer in een explosie van bewegingen te bevrijden.
Opvallend en irritant aanwezig bij dit alles is de donkere figuur in een regenjas die alsmaar onheilspellend rondbanjerd tussen het levensluchtige gezelschap. Ik weet eigenlijk niet of deze zonderling staat voor het geweten of voor het verval van het leven.



De beeldkwaliteit van beide filmpjes is lang niet perfect, ik heb ze met een zeer eenvoudig cameraatje gemaakt, maar ze geven desalniettemin een goede sfeerindruk van de avond in het Muziektheater.

zondag, maart 02, 2008

Vol Luid



"Vol Luid" het kleinkoor uit Putten, 10 jaar geleden opgericht door mijn schoonzus, trad gisteravond op in de Catharinakapel in Harderwijk. De belangstelling was groot, de sfeervolle ruimte met een capaciteit van max. 120 zitplaatsen was tot en met de laatste plaats bezet. Ada van de Zandschulp, de nieuwe dirigent sinds een jaar, heeft naar mijn oordeel het koor in korte tijd tot een verfrissend en dynamisch geheel weten te vormen. Met een koor dat voornamelijk à capella zingt, is dat gezien de verscheidenheid aan zangkwaliteit van de leden in combinatie met een uitgebreid repertoire, een prestatie die respect afdwingt.

Het was een stevig programma zaterdagavond, 17 liederen voor de pauze met tussendoor een intermezzo van het trio Eric Hamwijk, een Blues/Cajunformatie (basgitaar, gitaar, mondharmonica en zang). Na de pauze 15 liederen inclusief toegiften met ook weer een tussendoortje van het trio Hamwijk. Het motto van alle liederen die werden gezongen was het thema 'Liefde'. Het concert begon met het lied "Als ick u vinde" van Hubert Waelrant, al zingend kwam het koor onder applaus het podium op. En met de daarop volgende liederen "Verstohlen geht der Mond auf" en "Erlaube mir" van Johannes Brahms was de toon voor de avond gezet, ondanks de kwalitatief niet al te goed uit de verf komende tenor in de solistenpartij.
Enigszins storend vond ik de tekst en uitleg tussendoor van één van de koorleden bij elk lied. Ik denk dat een uitleg per blokje van 3, 4 of zelfs 5 liederen stijlvoller en zeker rustiger is. Het gedeelte voor de pauze werd afgesloten met het ontroerend mooi gezongen lied "The Lindentree" van Franz Schubert.

Ook na de pauze werd er weer prachtig gezongen. Met liederen als "Sah ein Knab ein Roslein Steh'n" van Johann van Goethe, "In this Heart" van Sinead O'Connor en "All around my Hat" van een anonieme componist, kon ik soms maar moeilijk mijn emoties de baas blijven.

Voor mijn gevoel heeft "Vol Luid" zaterdagavond in de Catharinakapel een mooi, warm en sfeervol optreden gegeven. Het naar mijn smaak iets te volle programma deed daar nauwelijks of geen afbreuk aan. Bovendien vind ik, dat het iets-te-lang-duren-gevoel door bijzaken werd veroorzaakt, en niet of nauwelijks door het geboden repertoire of de zangkwaliteit van het koor. Zoals reeds gezegd, tekst, uitleg en applaus bij elk lied vond ik een beetje veel van het goede. Maar de tussendoortjes van het trio Eric Hamwijk vond ik in dit verband een echte dissonant van formaat.