maandag, maart 17, 2008

museumdefundatie



Een wandeling in de regen is soms wel lekker, maar nu hadden we daar toch even geen zin in. Een bezoek aan het fraaie neoclassisistische Paleis a/d Blijmarkt in Zwolle, waarin sinds 2005 het kunstmuseum 'De Fundatie' is gevestigd, trok ons gisteren meer.
Het Paleis a/d Blijmarkt, dat naar een ontwerp van de Haagse architect Eduard Louis de Coninck tussen 1838 en 1841 is gebouwd, deed aanvankelijk dienst als Paleis van Justitie, en weer later bood het ondermeer onderdak aan de Provinciale Planologische Dienst. Maar nu is het in 2004/2005 naar een ontwerp van architect Gunnar Daan dus verbouwd tot kunstmuseum.

In het 'Paleis a/d Blijmarkt' in Zwolle, dat samen met 'Kasteel Het Nijenhuis' in Heino/Wijhe, museum 'De Fundatie' vormt, wordt de benedenverdieping in beslag genomen door een omvangrijke eigen collectie beeldende kunst van de late middeleeuwen tot nu. Op de bovenverdieping zijn regelmatig wisselende exposities te zien. Deze keer is er tot aan 1 juni van dit jaar de tentoonstelling Jeroen Krabbé - Schilder, een retrospectieve te zien, en daar ging het ons deze keer om.

Krabbé heeft even behoorlijk uitgepakt, er zijn zeker meer dan 200 schilderijen van hem te zien op de bovenverdieping. De meeste schilderijen in vrolijke en warme tinten geschilderd, roepen stilistisch gezien sterke associaties op met werk van Vincent van Gogh of Paul Cézanne. Maar je kan en mag het werk van Krabbé natuurlijk niet vergelijken met deze avantgardisten van weleer. Zij zorgden destijds voor een ware revolutie in de schilderkunst. Jeroen Krabbé is er volgens eigen zeggen niet op uit om veranderingen of verbeteringen in de schilderkunst te beogen. Hij is gewoon gek op schilderen en beleefd daar veel plezier aan. Hij heeft geen enkele andere bedoeling, dan dat te laten zien. Vreugde, pure vreugde, niets meer en niets minder. Gewoon in een luie stoel zitten kijken naar zijn schilderijen en je een eigen mening vormen.

In deze uitleg kan ik mij wel vinden. Je kan er inderdaad onbevangen naar kijken en je fantasie de vrije loop laten. Het is pretentieloze en vrij makkelijk te begrijpen kunst die iedereen op zijn eigen wijze kan en mag interpreteren of ervaren. Of ik er heel lang naar kan kijken, weet ik nog niet goed. Daarvoor heb ik gisteren eigenlijk te weinig kunnen zien. Het was zo druk daar in dat museum, dat we elkaar constant voor de voeten liepen, het was geen doen. We komen nog wel een keertje terug op een gewone doordeweekse dag, dan zal het vast wat rustiger zijn.
Zodoende liepen we ongeveer drie kwartier later in Kasteel 'Het Nijenhuis' rond, een heel wat rustiger omgeving. In dit museum hebben we twee tentoonstellingen van schilderijen, aquarellen en tekeningen bekeken t.w. een expositie van Otto B. de Kat (1907-1994) en een expositie van de in Kampen woonachtige kunstenaar Jos Hermans (1955).

Otto B. de Kat
Het late werk - Schilderijen en aquarellen 1978-1994 heette de expositie van deze schilder. De opmerkelijk late stijlverschuiving van deze schilder t.o.v. zijn vroegere werk werd ingeleid door een ernstige ziekte. Hij was daardoor aangewezen op zijn directe omgeving, terwijl hij ook nogeens voor het eerst van zijn leven alles met zijn linkerhand moest doen. Hij ging zijn omgeving vanaf dat moment intenser beleven. Stonden eerst vooral decoratieve kwaliteiten voorop, nu zocht de Kat meer naar een mogelijkheid om zowel het waargenomen beeld als de emotionele belevenis tot uitdrukking te brengen. En dat heeft hij op een zeer overtuigende manier op het doek weten vast te leggen, krachtig maar tegelijkertijd breekbaar en ontroerend.

Jos Hermans
Jos zegt van zich zelf, dat hij een lijnentrekker is met houtskool. Dat is wat hij kan, zegt hij in de expositie die hij 'Weerbarstige eenvoud' noemt! Zijn tekeningen zijn het resultaat van een proces van afwijzing. De keuze om alles wat niet goed genoeg is of niet terzake doet resoluut af te wijzen, levert een intieme sterke ontmoeting met het beeld op. Het doet vragen rijzen die van levensbeschouwelijke aard zijn. Toen hij er achter gekomen was, dat hij een lijn kon trekken, vroeg hij zich af wat hij zou maken. Lijnentrekken dus, de vraag was daarmee beantwoord. Stuffen, uitwissen en vernietigen zijn voor hem ontkennende handelingen die volgen op het maken. De kneedgum is voor hem gelijkwaardig aan de houtskool. Het zal allemaal wel, maar in zijn handen mag hij voormij de kneedgum ver boven de houtskool verheffen. Zelden heb ik in een museum zo'n hoop brandhout bij elkaar zien hangen.

Geen opmerkingen: