zaterdag, november 27, 2021

opmars van de Japanse duizendknoop

In mijn stukje 'natuur als de transformeerder' van 30 maart 2017 had ik het over de potentie van het onbedwingbare karakter van de natuur, en hoe die kan worden ingezet om een z.g. gefaald bouwwerk langzaam maar zeker te laten transformeren naar een landschap. Zeg maar een langzame, natuurlijke transformatie als alternatief voor sloop. Het één en ander n.a.v. het afstudeerproject van landschapsarchitect Hannah Schubert in 2015. 

Dat de natuur langzaam maar zeker een gebouw overneemd als je het aan zijn lot overlaat, is een bekend verschijnsel. Uiteindelijk is het door de kleinste scheurtjes in steen, beton of asfalt een welig tieren van planten en bomen. Hannah Schubert is niet de eerste die daar een studieproject van heeft gemaakt, Louis G. Le Roy (1924-2012) was haar daarin al veel eerder voorgegaan. Zie o.a. mijn stukjes over bijvoorbeeld de Ecokathedraal, een land art-project bij het Friese dorp Mildam, in de gemeente Heerenveen. 

Maar goed, een gefaald bouwwerk dus langzaam maar zeker laten transformeren naar een landschap, dat was het item. Nou las ik vanmorgen een artikel in de krant over de opmars van de 'Fallopia japonica', ofwel in gewone mensentaal de 'Japanse duizendknoop', een z.g. invasieve exoot in ons land. Exoot, omdat ze niet op eigen kracht, maar door de mens in Nederland terecht gekomen zijn, en invasief vanwege hun explosieve verspreiding en de negatieve gevolgen daarvan voor natuur, volksgezondheid, veiligheid en economie. Zo dat weten we dan ook weer, een feit is dat als ze in en om een gebouw zo snel groeien, je in iedergeval eerder kan spreken van een explosie dan van een langzame transformatie. 

De 'Japanse duizendknoop' heeft één twijfelachtig voordeel: Je kan hem eten, het schijnt rabarberachtig te smaken. Mogelijk schuilt daarin een deel van de oplossing, om de plant hier onder de duim te krijgen.

Geen opmerkingen: