dinsdag, maart 02, 2021

over een tijdperk zonder franjes

Kijk toen die Belgische veelschrijver Herman Brusselmans (1957) zich in een bui van zelfreflectie fileerde als een overschatte eikel met vies lang haar, kon ik het daar wel een beetje mee eens zijn. En toen hij en passant Ilja Leonard Pfeijffer (1968) in HP/De Tijd een pretentieuze eikel noemde, kon ik mij daar ook wel iets bij voorstellen, want een literaire ijdeltuit is hij zeker. 
Maar wel een ijdeltuit die prachtig kan schrijven! Zijn pakkende romans 'La Superba', een ode aan het mooie Genua, en 'Grand Hotel Europa', over explotatie van het oude Europa door het overheersende toerisme, heb ik in één adem uitgelezen. 
En nou kwam ik via een goede fasebook vriend 'Leven zonder franjes' tegen, een pakkend relaas in 'De Standaard' van Ilja, over zijn kijk op de hedendaagse problemen door de corona-misère. Een mooi inhoudelijk stuk dat eindigt met de woorden 'het gaat om de franje'. Bovenstaande foto van literaire ijdeltuit Ilja, die behoudens zijn gewicht mogelijk associaties oproept met een franjeaap, is in deze een toevallige bijzaak. 

'Leven zonder franjes' 

Er zijn grotere problemen, dat geef ik onmiddellijk toe, maar nu iedereen aan de beurt is geweest om zichzelf terecht of nochtans met goede redenen te presenteren als het grootste slachtoffer van het virus en van de beperkingen die zijn bedoeld om het virus in te dammen, de ouderen en de jongeren, de kroegbazen en de acteurs, de eenzamen en de mondainen, de boekhandelaren en de schrijvers, de vrijgezellen en de ouders van rumoerig kroost, de voetbalsupporters en de zakkenrollers, de alcoholisten en de sportschoolverslaafden, mag ik misschien de vrijheid nemen om te spreken namens de esthetici. 
Het virus maakt de wereld lelijk. De angst voor besmetting is van plexiglas. Waar ooit fluweel en goudbrokaat mochten verstoffen, worden thans in paniek steriele en makkelijk afwasbare materialen aangebracht. De ooit zo smaakvol ingerichte taveernes zijn verpest door spatschermen. Het is maar goed dat ze gesloten zijn. Het eeuwenoude plaveisel van de binnenstad wordt ontsierd door fluorescerende pijlen die angstige voetgangers tot eenrichtingsverkeer proberen te dwingen. Overal geïmproviseerde hekjes, waarschuwingsstickers en afzettingen met rood-wit lint. Geen dame draagt lippenstift onder haar mondmasker. Niemand kleedt zich voor de opera, want de opera is achtergebleven in een vorig leven. 
Ik heb zelf ook de grootste moeite om de motivatie op te brengen om mij dagelijks als een heer te kleden, wanneer er geen aperitief meer bestaat waar mijn dasspeld kan blinken.We leven in een wereld die is vormgegeven door medici en bange beleidsmakers die er uit pure onmacht nog maar een schepje bovenop doen. Beter te veel plastic, pijlen en stickers dan stijgende grafieken, waarop ze politiek afgerekend kunnen worden. 
Het is de angst die de wereld lelijk maakt. Je ziet het aan de halve gezichten op straat. Het is de woede die de wereld lelijk maakt. Frustratie verdraagt zich niet met schoonheid. Esthetiek is irrelevant en stompzinnig voor wie de toekomst ziet als de bittere consequentie van een onttakeld heden. Het leven is gereduceerd tot overleven. 
Maar zonder de franjes is er geen reet meer aan. Dat is de les die het virus ons inpepert. Wat werkelijk van waarde is, is onhygiënisch. Zingen in een vol theater, dansen in de bedompte gewelven van een afgeladen club, onbekenden zoenen, flaneren met een lachende vrouw aan je arm, samenzweren met vrienden in de kroeg, onzichtbaar huilen in een volle bioscoop, geraakt worden door een toneelstuk en daarover na afloop niet uitgepraat raken in de van geestdrift zoemende foyer, dat zijn de dingen die het overleven zin zouden moeten geven. 
Onze vleugels moesten worden afgeknipt voordat we beseften hoe graag we vlogen. Wie zegt dat kunst slechts franje is, heeft gelijk, want het gaat om de franje.

Geen opmerkingen: