vrijdag, februari 22, 2008

op en top russisch



'Het Gelders Orkest' bracht gisteravond in theater Orpheus een russisch feestje ten gehore. Onder leiding van de vaste russische gastdirigent van HGO, Nikolai Alexeev kregen we voor de pauze het 1e celloconcert in Es, opus 107 van Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) te horen met cellist Alexander Kniazev als solist, en na de pauze symfonie nr. 3 in a, opus 44 van Sergej Rachmaninov (1873-1943). Het was dus in alle opzichten een op en top russisch avondje daar in Apeldoorn.

Dmitri Sjostakovitsj
Om de inleiding van het 1e celloconcert van Sjostakovitsj mee te maken, waren we een uurtje eerder naar de schouwburg gekomen. Het 1e celloconcert van Dmitri Sjostakovitsj schijnt onlosmakelijk verbonden te zijn met zijn vriend en cellist Mstislav Rostropovitsj. Beiden hebben ze veel te lijden gehad van het Russische regime, ze waren nauw verbonden en eensgezind in hun verzet daartegen. Na de dood van Stalin in 1953, kwam er enige verlichting in de hardvochtigheid van het regime. Toen in 1958 ook nog eens het beruchte culturele decreet van Andrei Zdjanov uit 1948 werd opgeheven, het werken voor veel componisten en musici was door dit decreet bijna onmogelijk geweest, was het helemaal goed. Voor het gevoel van Sjostakovitsj was het nu eindelijk weer mogelijk om muziek zonder politieke intenties omwille van de muziek te schrijven.

Eén van de eerste werken die hij op stapel zette was een celloconcert voor zijn vriend en cellist Rostropovitsj, in 1959 kwam het stuk klaar, zijn vriend was er erg blij mee. Rostropovitsj was zelfs zo enthousiast, dat hij het stuk binnen vier dagen had ingestudeerd. Na de première in dat zelfde jaar in het conservatorium van Leningrad ging het snel. Een Amerikaanse première met het Philadelphia Orchestra volgde en was een doorslaand succes.

Het celloconcert is opgebouwd uit twee delen. Het eerste deel is gebaseerd op het indringende DSCH-motief (de noten D-Es-C-B(H), een muzikale notatie van zijn initialen. Het tweede deel bestaat uit drie onderdelen die in elkaar overlopen. Een lang moderato gebruikt een lyrisch maar triest thema dat overgaat in een grote cadens voor de cello, waarop meteen een vrij kort allegro volgt. Als verkapt protest tegen het Sovjetregime, laat Sjostakovitsj hierin een parodie horen op het volksliedje Suliko, een deuntje dat bij Stalin zeer geliefd was geweest en dat de dictator voortdurend gezongen had.

In de zaal zaten wij tijdens de uitvoering van dit stuk midden voor het podium op rij acht, en hadden zo een bijzonder goed zicht op de in 1961 in Moskou geboren cellist Alexander Kniazev. Al tijdens de eerste maten van het celloconcert raakte ik in de ban van deze solist. Onder begeleiding van een heel transparant en alert reagerend orkest opende hij direct met een rijke, sonore toon die afwisselend tintelde en zinderde. Na dit dynamische en temperament volle eerste deel, volgde de verstilling van het tweede deel, uiteindelijk weer uitmondend in een opzwepende en ijzingwekkende cadens waardoor ik op het puntje van mijn stoel ging zitten. Na afloop, het hele stuk had ongeveer een halfuur geduurd, glom niet alleen het hoofd van Alexander Kniazev van bovenmatige transpiratie door het harde werken, maar was zelfs het bovenblad van zijn cello doornat geworden van zijn zweetdruppels.

Sergej Rachmaninov
De symfonie nr. 3 van Rachmaninov na de pauze was weer een heel ander verhaal. De ontwortelde kunstenaar Rachmaninov, representant van de late negentiende eeuw en opgegroeid op een oud feodaal russisch landgoed waarmee door de revolutie hard was afgerekend, woonde in 1935 al zeventien jaar als banneling in Amerika. Een land waarin hij niet thuishoorde en ook nog eens in een tijd dat alles op z'n kop stond, een tijd gespierd en gespannen van modernisme. In de muziekkunst hadden Stravinsky, Debussy en Schônberg alles overhoop gehaald: ritme, melodie, harmonie en vorm. En er dreigde ook nog eens een nieuwe oorlog, terwijl de wonden van de vorige nog niet waren geheeld. Componeren was daar voor hem een luxe geworden, maar om toch in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien was hij daarom maar pianist geworden.

Maar bijna dertig jaar na z'n tweede symfonie die uit 1908 dateert, hij was toen al 62 jaar, heeft hij als componist toch nog weer de stoute schoenen aangetrokken, met als resultaat de 3e symfonie, een voor zijn doen onverwacht modernistisch stuk, die met het Philadelphia Orchestra op 6 november 1936 in premère ging. De kritieken waren niet onverdeeld positief, men vond het een vreemd werk, niet bevredigend, mosterd na de maaltijd, maar desalniettemin belangrijk. Het modernisme van Rachmaninov had niet veel meer om het lijf, dan dat Rachmaninov de bijl zette in de romantische melodieënstroom en een massa slagwerk ervoor in de plaats zette, maar dan toch ook weer net te tam, het was vlees nog vis. Veel scepsis in die tijd van zowel bewonderaars als tegenstanders van Rachmaninov. Toch had Rachmaninov laten zien dat hij op z'n oude dag niet helemaal doof voor de nieuwste ontwikkelingen in de muziek bleek te zijn. En nu, ruim zeventig jaar later, staat de derde symfonie van Rachmaninov nog altijd op het programma van menig symfonieorkest in de wereld.

In een uitgebreidere bezetting werd het stuk bestaande uit de delen Lento-allegro moderato; Adagio ma non troppo; Allegro vivace en Finale: Allegro door HGO in een kleine drie kwartier ten gehore gebracht. Ik vond het een stuk waarin werd getoverd met ritme en sfeer, vertellend en bij vlagen zelfs bedwelmend, heel mooi. Toch deed het stuk mij emotioneel beduidend minder dan het celloconcert van voor de pauze.

Geen opmerkingen: