maandag, oktober 11, 2021

klim naar de hemel

Kunstwerk de 'Passage', een 13 meter hoge stalen fantasietrap van de Nederlandse kunstenares Gusta Kullberg (1958) nabij vliegveld Lelystad, werd in 1995 onthuld op de hoek van de Larserweg en de Eendenweg. Het kunstwerk bestaat uit een onregelmatig stijgende trap die zich om een regelmatig stijgende spiltrap omhoog draait. Staande op het hoogste platvorm kan de beklimmer genieten van het weidse polderlandschap, uit wiens ontstaansgeschiedenis Gusta Kullberg haar inspiratie voor de 'Passage' heeft gehaald. Na de drooglegging werden de polders ontgonnen en op grote schaal bebpuwd. Kullberg maakt met de 'Passage' een verwijzing naar de historie en zet deze groei door. De trappen lijken uit het vlakke polderlandschap ontsproten te zijn en willen hun klim naar boven in de oneindigheid doorzetten. Ze gaat als zodanig met haar werk een relatie aan met de plek waarvoor het kunstwerk bedoeld is. Samenhang, geschiedenis en problematiek van de plek worden zo bepalend voor vorm en inhoud van haar werk. Zo bezien vind ik de 'Passage', een fantasietrap ontsproten uit het vlakke polderlandschap, een leuk maar nogal gezocht kunstwerk.

'The Sky is The Limit', de loodrechte omhoog staande 24 meter hoge aluminium ladder met 32 treden, al sinds 1995 beeldmerk in beelden in Gees, van de Nederlandse kunstenaar Eugène Terwindt (1941) is weer een heel ander verhaal. Heeft bij Kullberg's 'Passage' de vlakke polder als inspiratiebron gewerkt, bij Terwindt's 'trap naar de hemel' was dat het oneindige zwerk. Trouwens ik las ergens dat veel bezoekers van beelden in Gees kunstwerk 'The Sky is The Limit' in relatie brengen met Jacobsladder, het bijbelverhaal uit Genesis. Of Eugène Terwindt dat ook zo heeft gezien is mij niet bekend. De Jakobsladder markeerde de verticale verbinding tussen de hemelse verblijfsplaats van God met de aardse heilige plaats, waar God aanwezig was. Lees het wonderlijke verhaal van Jacob maar eens in onderstaande passage uit de NBV21.
Jacobsladder

Genesis 28: 10 - 22.
Jakob verliet Berseba dus. Op zijn reis naar Haran kwam hij op een plek waar hij bleef overnachten omdat de zon al was ondergegaan. Hij pakte een van de stenen die hij er aantrof, legde die onder zijn hoofd en ging op die plaats liggen slapen. Toen kreeg hij een droom. Hij zag een ladder die op de aarde stond en helemaal tot de hemel reikte, en daarlangs zag hij Gods engelen omhoog gaan en afdalen. Ook zag hij de HEER bij zich staan, die zei: ‘ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal ik aan jou en je nakomelingen geven. Je zult zoveel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. Bij alle volken op aarde zal men elkaar toewensen net zo gezegend te worden als jij en je nakomelingen. Ikzelf sta je ter zijde, ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en ik zal je naar dit land terugbrengen; ik zal je niet alleen laten tot ik gedaan heb wat ik je heb beloofd.Toen werd Jakob wakker. ‘Dit is zeker,’ zei hij, ‘op deze plaats is de HEER aanwezig. Dat besefte ik niet.’ Eerbied vervulde hem. ‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit,’ zei hij, ‘dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!’ De volgende morgen vroeg zette Jakob de steen die hij als hoofdsteun had gebruikt rechtop, en wijdde hem door er olie over uit te gieten. Hij gaf die plaats de naam Betel, ‘Huis van God’: voordien heette het daar anders, namelijk Luz. Daarna legde hij een gelofte af: ‘Als God mij ter zijde staat en mij op deze reis beschermt, als hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de HEER mijn God zijn. Deze steen die ik gewijd heb, zal dan een huis van God worden - en ik beloof dat ik u dan een tiende deel zal afstaan van alles wat u mij geeft.’

Geen opmerkingen: